top of page

Een universele methodologie

  • Foto van schrijver: Laure Lambert
    Laure Lambert
  • 8 okt 2019
  • 2 minuten om te lezen

Bijgewerkt op: 25 okt 2019

"Hij was misschien net iets te veel bezig met het leveren van 'de juiste antwoorden' in plaats van z'n publiek te leren om vragen te stellen. [...] Ik wil eerder zoeken naar de juiste vragen."

Het zijn de woorden van de Deense architect Bjarke Ingels over Le Corbusier. In een interview met Knack bespreekt Ingels zijn methodologie als architect. Het zou echter evengoed die van een publiekshistoricus kunnen zijn. Centraal in Ingels' methodologie staat immers de wisselwerking tussen zijn ontwerpen en het publiek. Dat publiek zijn voor hem zowel de bewoners als de omgeving van de toekomstige gebouwen. Hij noemt dit basisprincipe public participation. [1]


"Het is eigenlijk een dienend ambt," zegt Ingels over het beroep van een architect. "Een architect is een vroedvrouw die de maatschappij helpt om telkens weer geboren te worden." Net zoals bij publieksgeschiedenis wil hij met zijn architectuur het maatschappelijk belang dienen en bijdragen tot een betere maatschappij. Zijn constructies zijn erop gericht mensen uit te nodigen en actief mee te krijgen in een project. Dat is ook het doel van een publiekshistoricus, projecten uitwerken die mensen uitnodigen en meekrijgen.


Hij drukt naar eigen zeggen dan ook niet zijn eigen stempel op zijn ontwerpen. "Het is de participatie van voorbijgangers die de vorm dicteert." Toch is Ingels' stijl herkenbaar voor velen. Zijn neutraliteit kan net zoals bij een historicus slechts een doel zijn. De eigen stempel is altijd aanwezig, ook al is die niet meteen zichtbaar. In het interview komt het niet naar voor, maar het is wel belangrijk die onvermijdelijke subjectiviteit te erkennen en ook duidelijk te maken aan het publiek. Het zou immers onjuist zijn een geschiedenis te verkopen als de geschiedenis. Die bestaat immers niet, enkel het verleden bestaat.


In plaats van dus bepaalde, onbestaande, juiste antwoorden aan te reiken aan het publiek, tracht Ingels de juiste vragen te stellen of, nog verder, zijn publiek te leren zelf de juiste vragen te stellen. Hij schuwt juiste antwoorden en hoopt bij elk project juist andere antwoorden te vinden op dezelfde vragen. Frijhoff stelt iets gelijkaardigs in zijn artikel rond historisch erfgoed. "Goed historisch werk roept niet uit, maar stelt vragen." [2] Vragen zijn echter vaak ook sturend. Het is een grote uitdaging om net zoals Ingels een manier te vinden om het publiek zelf te juiste vragen te laten stellen, zonder daarbij sturend te zijn. Door de onvermijdelijke subjectiviteit van de historicus is het misschien wel onmogelijk, maar ernaar streven is al een mooi doel.


De bouwstenen van de historicus liggen in het verleden, daarmee wordt een geschiedenis gebouwd. Waar een publiekshistoricus verschilt van een historicus, zoals Ingels verschilt van klassiekere architecten, is dat de publiekshistoricus samen met het publiek het gebouw opbouwt, rekening houdt met hun noden, vragen over bouwstenen en dergelijke. Zoals Ingels zijn expertise over bouwmaterialen en constructies uitleent aan een publiek, zo leent de publiekshistoricus historische kunde uit. En de onvermijdelijke persoonlijke toets van Ingels in zijn gebouwen, is ook zichtbaar in de eindprojecten van publiekshistorici.


[1] Peter Lissens, "A starchitect is born. Bjarke Ingels, het Deense wonderkind van de architectuur," Knack Weekend 38 (2019): 44-52.

[2] Willem Frijhoff, ā€˜Dynamisch erfgoed. Of; heeft de cultuurgeschiedenis toekomst?’, in: idem, Dynamisch erfgoed (Nijmegen 2017): 7.

Ā 
Ā 
Ā 

Recente blogposts

Alles weergeven

Opmerkingen


Post: Blog2_Post

©2019 door Laure Lambert. Met trots gemaakt met Wix.com

bottom of page